25 februari MMXXII

04:09u

Voor de tweede dag op rij, of was het reeds de derde, lukte het niet om deftig de slaap te vatten. 

‘s Nachts niet, maar ook overdag niet. 

Knetterende hoofdpijn, die geen pilletje wist te beheersen, werd vergezeld door lusteloosheid. 

Korte pogingen, soms betracht door de hulp van wat gegist druivensap, hadden geen verkwikkend effect. 

Eerder zelfs, het tegenovergestelde. 

De aanleiding deze keer, was weer even onduidelijk als al de vorige keren. 

Zelfhaat en zelfminachting waren de enige aanwezigen nu. 

En of die nu aanleiding, gevolg, of beide waren, daar was het rieken naar. 

‘Ups’ waren er nog maar zelden. 

Enkel golfbewegingen in de ‘downs’. 

Waarin die golvingen soms, even, de onderkant van die figuurlijke scheidingslijn tussen beide wisten aan te bereiken. 

Soms. 

Zoals een kind dat, na verwoede pogingen, met zijn vingertoppen toch eens even de dwars-‘chambrant’ van een deur weet aan te tikken. 

En misschien was het dat wel weer. 

Het aantikken van die ‘chambrant’. 

De vele pogingen. 

Het eindeloos aanlopen en springen. 

Het telkens opnieuw in uiterste inspanning volledig uitstrekken om toch maar eens die dwarslat van die ‘up’ te kunnen beroeren. 

Om dan, als het dan uiteindelijk toch eens lukt, al was het maar net met het puntje van de vingertop van een van de vingers, zo zachtjes zelfs dat er zelfs stilletjes getwijfeld wordt aan de eigen waarneming, uitgeput geen oog meer voor de landing te hebben. 

Alle controle over die landing te verliezen en dan zwaar neer te storten. 

De kortstondig ervaren euforie slaat dan direct en volledig om in diepe teleurstelling voor een verzwikte enkel.

Weer dat diepe dal van zelfhaat en zelfminachting in. 

Van falen.

Die donkerte, van een ziel wiens wil een leven lang betracht werd te breken, maar die door zijn taaiheid verbannen werd. 

In die verbanning enkel troost vindt in die zelfhaat en die zelfminachting voor die demonisch duivelse taaiheid. 

Een van zinloosheid doortrokken lusteloosheid, vergezelt door die knetterende hoofdpijn was weer zó allesoverheersend geworden dat het nut om nog terug uit dat dal te proberen kruipen ver zoek was. 

Duistere schaduwen riepen vanachter gesloten oogleden. 

Een verleden én een heden, hielden een toekomst liever daar. 

En daar, wou nu graag aan tegemoet gekomen worden. 

Hoeveel rek zat er eigenlijk op taaiheid?

𝒾เร𝔫©️MMXXII.  

Je kan misschien ook genieten van:

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *